2. Inspecteur
Het operationeel kader van de geïntegreerde politie bestaat uit politieambtenaren die in drie kaders zijn verdeeld: het basiskader, het middenkader en het officierskader. Deze politieambtenaren zijn bevoegd voor de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke en bestuurlijke politie. Het operationeel kader kan bovendien een kader van agenten van politie omvatten. De personeelsleden van dat kader worden agenten van politie genoemd. Maar ze zijn geen politieambtenaren, maar hebben wel een beperkte politiebevoegdheid.
Deze indeling is gebaseerd op verschillen op het vlak van bekwaamheden, verantwoordelijkheden, de aard en complexiteit van de uit te voeren opdrachten. Zeg maar: “De juiste persoon op de juiste plaats”. Deze verschillende kaders zijn toegankelijk voor personen van Belgische nationaliteit die voldoen aan de verschillende selectiecriteria voor elk kader.
De politieambtenaren van het basiskader zijn inspecteurs van politie.
Als inspecteur heb je een volle politiebevoegdheid en oefen je je politiebevoegdheden uit in alle bestaande functies, op enkele uitzonderingen na (b.v. huiszoeking). Slechts uitzonderlijk heb je ook leidinggevende taken.
Taakgericht leg je je met je volle politiebevoegdheid toe op een geheel van taken binnen de gemeenschapsgerichte politiezorg. Oplossingsgericht werken en klantgerichtheid, d.w.z. dat je naar de burger toe werkt, zijn basiscompetenties die van een inspecteur worden verwacht. Samenwerking is eveneens van het grootste belang. Politiewerk is immers teamwerk!
Als inspecteur van politie kan je terecht binnen één van de korpsen van lokale politie in één van de 7 basisfunctionaliteiten van de gemeenschapsgerichte politiezorg op lokaal niveau. Binnen het korps van de federale politie zijn tal van betrekkingen binnen de gespecialiseerde politiezorg voorhanden.
Kortom, door hun aantal en de aard van hun opdrachten vormen de inspecteurs van politie het hart van de politie.
Bron: www.jobpol.be